Skip to main content

De drie gasten; overweging pastor Frank van Roermund

Dit verhaal over Martha en Maria werd en wordt en wordt nogal eens becommentarieerd vanuit een vóóronderstelde tegenstelling tussen een contemplatief leven en een actief leven. Martha belichaamt dan het actieve leven, de zorgzame dienstbaarheid, en Maria het contemplatieve leven, het leven van gebed en bezinning. Uitgaande van die vooronderstelling zou Jezus’ uitspraak ‘Maria heeft het beste deel gekozen’ dan moeten betekenen, dat een contemplatief leven beter zou zijn dan een actief leven.

De vraag is, of die tegenstelling geen válse tegenstelling is. Wel, ik denk dat dat zo is. Martha stelt zich op als de gevende partij: zij legt het zwaartepunt bij zichzelf. Zij beseft wellicht te weinig dat Jezus háár iets belangrijks te bieden heeft. Maria daarentegen legt het zwaartepunt buiten zichzelf, bij Jezus: zij luistert met volle aandacht naar zijn Woord. Zij verstaat de kunst van het ontvangen. Nergens staat dat Jezus Martha iets verwijt. Integendeel. Hij tempert alleen haar wat overdreven bekommernis voor het materiele. En dit raakt aan de diepere bedoeling van dit verhaal. Want het centrale aandachtspunt is hier eigenlijk: ware gastvrijheid. En dat gaat veel verder dan iemand in je huis ontvangen en van eten en drinken en borrelhappen voorzien. Ware gastvrijheid is – náást al dat andere – vooral je open en ontvankelijk openstellen voor degene die je ontvangt. Ware gastvrijheid is iemand ontvangen in je huis, én in je hart.

Natuurlijk is het belangrijk een gast onderdak te bieden. Natuurlijk is het belangrijk een gast gelegenheid te geven zich op te frissen na een vermoeiende reis, en hem of haar eten en drinken voor te zetten. Zeker in de cultuur van het Oosten is dit alles heel normaal. Een sterk staaltje van oosterse gastvrijheid hoorden we in de eerste lezing. Hier halen Abraham en Sara werkelijk álles uit de kast om hun ietwat mysterieuze Gast hoffelijk te ontvangen. Mysterieuze Gast of zijn het Gasten…? De tekst is hier – naar men zegt – bewust onduidelijk. Vanouds wordt deze dubbelzinnigheid van drie-of-één geïnterpreteerd als teken dat het de Drie-ene God is die Abraham bezoekt. En waarom is de betoonde gastvrijheid in dit verhaal zo bijzonder? Omdat Abraham niet alleen zorgt voor zijn gasten in materiele zin, maar omdat hij ook aandáchtig is voor wat Zij hém te zeggen hebben. Dáár gaat het hier om: Abraham – zo staat er – ‘bleef bíj Hen staan, onder de boom’. Abraham is aandachtig voor Hen, en betoont hun daarmee respect. Hij – de gastheer – stelt zich nederig op. En vanuit dié houding blijkt hij ontvankelijk voor de belofte die God hem komt brengen.

Terug nu van Abraham naar Martha en Maria.

Welke aanwijzingen in de tekst zélf kunnen we ontdekken dat we ook dit verhaal in een dergelijke richting kunnen uitleggen? De sleutel vinden we in dat kleine bijzinnetje aan het begin. ‘Zij had een zuster, Maria die’ – en nu komt het – ‘gezeten aan de voeten van de Heer, luisterde naar zijn woorden.’ In de taal van de Bijbel betekent dit, dat Maria de houding aannam van leerling. Dát is waar het hier om gaat. ‘Aan de voeten van’ staat in heel de Bijbel symbool voor ‘leerling zijn van’. Maria stelt zich dus op als leerling van Jezus, en dát wordt in haar geprezen. Zij toont zich aandachtig voor wat Jezus haar te zeggen en te leren heeft. Bij haar weet Jezus zich gehoord en dus écht welkom.

De kern waar het in dit evangelie om draait staat – ware gastvrijheid – staat dan ook niet ver van ons af. Want maken wij niet allemaal bij tijd en wijle situaties mee waarin we ons niet gehoord voelen? En hoe voelt dat? Niet prettig toch? Voel je je dan eigenlijk niet erg ónwelkom? En andersom: zijn wijzelf niet regelmatig onaandachtig voor de ander? Ik betrap me er soms op, dat ik iemand de hand schud ter kennismaking, maar kennelijk niet aandachtig luister, en zijn of haar naam meteen al weer vergeten ben… ai!

Iemand werkelijk gastvrij ontvangen betekent altijd: ruimte laten voor iemands eigenheid, en die respecteren. Zeker in situaties van afhankelijkheid. Denk aan de ontvangst van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Van huis en haard verdreven hebben die vaak niets meer, en zijn – eenmaal hier aangekomen – volledig aangewezen op onze welwillendheid. Hoe gastvrij zouden zij zich voelen, als zij zich in álles moeten schikken naar ónze opvattingen? Een ander voorbeeld: hoe gastvrij zouden nieuwe novicen zich in onze abdijgemeenschap voelen als zij zich niet gerespecteerd weten in hun eigen, persoonlijke geloofsbeleving? Zeker, zij dienen in te groeien in ónze concrete gemeenschap, maar tegelijkertijd dient ook de ontvangende gemeenschap bereid te zijn om te groeien aan hen. Dát is ware gastvrijheid beleven vanuit het geloof, dat niet wij elkáár hebben uitgekozen, maar dat God het is die ieder van ons – ook de nieuwkomers – tot deze concrete gemeenschap heeft geroepen. Respect dus voor ieders eigenheid.

Misschien mogen we dit vandaag als lering meenemen naar huis:
Dat ware gastvrijheid altijd een combinatie is van zorgzame dienstbaarheid én welwillende luisterbereidheid. Het is de kunst van het geven én de kunst van het ontvangen. Geven wat de gast nodig heeft, en ontvangen wat de gast te bieden heeft. Dan is er sprake van gezonde verhoudingen. Dan weet de gast zich welkom bij zijn gastheer, en weet de gastheer zich op zijn gemak bij zijn gast.

Wanneer wij zó leren handelen, dan weet de Heer zich – zoals bij Abraham – welkom als hij ooit aanklopt aan óns huis, en staan wij – hopelijk – net als Abraham – open voor de hoopvolle beloften die God aan óns wil doen.