Dit evangelie is – denk ik – voor ons allen een confronterende tekst. We voelen ons – in elk geval voel ík me – aangesproken. Word ook ik niet – in mijn oprechte wens Christus te willen navolgen – gehinderd door een overvloed aan materiele zaken?
We zijn bij dit verhaal – en dit geldt voor meer Schriftteksten – geneigd te zoeken naar verzachtende omstandigheden.
We vragen ons af: wordt de soep wel zo heet gegeten als die wordt opgediend? We gaan te rade bij de andere evangelisten om te zien of zij aan ditzelfde verhaal niet een draai weten te geven waardoor de scherpe kantjes er een beetje afgaan… Mattheüs lijkt dat te doen. Hij vertelt precies hetzelfde verhaal maar voegt er iets aan toe. Bij Mattheüs zegt Jezus tot de rijke: “Wilt ge volmaakt zijn, ga dan naar huis, verkoop wat ge bezit en geef het aan de armen…” En wees nou reëel: volmaakt zijn hoeft toch niet? Dat kan Jezus toch onmogelijk van ons verlangen?
Die beeldspraak – van die kameel door het oog van de naald – wordt in bijbelcommentaren voor ons nader uitgelegd, zodat we iets met die tekst kúnnen in plaats van naast ons neer te leggen. Beeldspraak, want het gaat natuurlijk niet om een naald in de zin van naaigerei, want dan is het idee alleen al dat een kameel door het oog van zo’n naald zou moeten passen ronduit hilarisch! Nee, met ‘het oog van de naald’ wordt een nauwe poort bedoeld in de stadsmuur, die nét wijd genoeg was om een kameel zónder ballast, zonder bepakking door te laten wanneer de stadspoorten ’s avonds al gesloten waren. ‘Door het oog van de naald gaan’ is dan weliswaar lastig maar niét onmogelijk… Met andere woorden: er hoop voor de rijke, en dus voor ons, als wij proberen – maar zónder overbodige ballast – het Rijk der hemelen binnen te gaan.
Wat ik al zei: we zijn bij confronterende verhalen geneigd te zoeken naar verzachtende omstandigheden. Maar de vraag is: levert dat iets op? Dringen we zo wel door tot de diepere betekenis van de tekst? Ik denk van niet. Ik denk dat we op die manier op een verkeerd spoor zitten. De tekst kán niet bedoeld zijn om zódanig te choqueren dat wij ons als lezer in allerlei bochten gaan wringen om zo een werkelijke confrontatie met de tekst uit de weg te gaan. De tekst zou daarmee haar doel totaal voorbij schieten. Nee, we moeten de tekst nemen zoals die is. En wees gerust: In de tekst zélf is hoop te vinden: hoop voor de rijke, hoop voor ons. Ik noemde zojuist al wat gezegd wordt over die kameel en het oog van de naald: Dit is geen lachwekkende vergelijking, maar spoort on aan alle overbodige ballast af te leggen.
Zo is daar ook die zin: “Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: ‘één ding ontbreekt u; ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel, en kom dan terug om mij te volgen'”. We horen hierin geen verwijt, geen veroordeling, maar een úitnodiging. Jezus is niét boos of bits naar de rijke: Hij treedt hem liéfdevol tegemoet en prikkelt hem na te denken over de consequenties van zijn levenskeuze. De rijke heeft duidelijk gekozen het góede te willen doen; hij onderhoudt álle geboden die betrekking hebben op de relatie met de naaste, maar aarzelt nog de praktische consequenties van die keuze te aanvaarden.
Jezus spiegelt de rijke voor dat rijkdom twee verschijningsvormen heeft: materiële rijkdom en geestelijke rijkdom. De eerste vergankelijk van aard, de tweede onvergankelijk. Jezus nodigt hem uit het vergankelijke in te wisselen voor het onvergankelijke. “Geef je bezit aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel”. Het is nu aan de rijke om te beslissen. Jezus legt niets op, Hij dwingt niets af, de keuze is vrij. Het komt er nu bij de rijke – en dus ook bij ons – op aan te onderscheiden wat van wézenlijk van belang is.
Mét de rijke worden wij allen geprikkeld te zoeken naar ware wijsheid. En dat is geen theoretische wijsheid waar het draait om logica en kennis, maar práktische wijsheid, die het resultaat is van bewuste afwegingen. Durven wij te kiezen voor het onvergankelijke dat niet direct zichtbaar is? Vertrouwen wij op Jezus als Hij ons schatten in de hemel in het vooruitzicht stelt?
In de tekst zélf is hoop te vinden: hoop voor de rijke, en ook hoop voor ons. Aan het slot wordt de ruil van het vergankelijke voor het onvergankelijke nóg aantrekkelijker voorgesteld: want wie alles prijsgeeft om Jezus te volgen, zo staat er, “ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudige … zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.” De belofte van onvergankelijke rijkdom wordt dus ook nú al in het héden ingelost. Dat honderdvoud aan huizen, dat kunnen ónze huizen, onze hárten zijn waar wij elkaar ontvangen. Dat honderdvoud aan broers en zussen, moeders en kinderen, dat kunnen wíj allen zijn, voor elkaar, waar wij elkaar nabij zijn. Het deelgenoot mogen zijn van een hechte geloofsgemeenschap rondom Christus, dát wordt ons in het vooruitzicht gesteld als een schat van onvergankelijke waarde die ons nú reeds toe kan vallen, in dít leven.
Dit evangelie is – zo zei ik aan het begin – voor ons allen best een confronterende tekst. Niet om ons te choqueren en af te stoten, maar om ons aan te zetten om te groeien in ware wijsheid. Het komt erop aan te leren onderscheiden waar het in het leven wérkelijk om draait, de juiste afwegingen te maken en vervolgens daarnaar te handelen. Die rijke hoopte er al te zijn, maar was het niet. Wij mogen daarvan leren: Het gaan van de weg van Jezus, zal ons – net als die rijke – elke dag opnieuw voor keuzes stellen. Dat houdt nooit op.
Amen.
Door: pastor Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: Wijsheid 7,7-11; Marcus 10,17-30
Week 28 door het jaar. Jaar B.